De parasitaire infecties


Een parasiet is een eukaryoot organisme, dat voor het volbrengen van zijn natuurlijke ontwikkelingscyclus gebruik maakt van een ander levend organisme (de gastheer). Een parasiet leeft tijdelijk of permanent in of op zijn gastheer. We onderscheiden inwendige (endoparasieten) en uitwendige (ectoparasieten) parasieten. De parasiet ontrekt zijn voedsel aan de gastheer en hierdoor kan hij zich ontwikkelen en voortplanten. Parasieten vormen een afzonderlijke groep welke te onderscheiden is van de virussen, bacteriën en schimmels. Ze kunnen van groot tot heel klein zijn.

Protozoa als parasiet

Protozoa (van het Griekse: prootos = eerste, zoo-on = dier) of protozoën zijn eencellige eukaryotische levensvormen waarbij alle levensfuncties (ademhaling, voeding, uitscheiding, beweging en voortplanting) zijn verenigd in één en dezelfde cel. De afmetingen van de meeste protozoa liggen tussen de 2 en 500 µm. Sommige soorten zijn groot genoeg om met het blote oog gezien te kunnen worden. 

 

Protozoa komen vooral voor in vochtige milieus, maar sommige soorten kunnen ook in droge omstandigheden overleven door het vormen van cysten, beschermhulsels of schalen. Ze verlaten dit stevig membraan als de omstandigheden weer gunstig zijn. Ze hebben een kern en de verschillende delen van het cytoplasma hebben elk hun eigen functie. Deze delen worden celorganellen genoemd.

 

De meeste protozoa leven vrij, maar er zijn ook parasitair levende soorten. De meeste parasitair levende protozoa voeden zich via hun lichaamsoppervlak (saprozoïsch). De andere doen dit via een voedselvacuole (holozoïsch). Er zijn er ook die in het bezit zijn van chlorofyl. Deze nemen dus enkel anorganische stoffen op (autotroof).

 

Door de geringe afmetingen kunnen de opname van zuurstof en de afgifte van koolzuurgas rechtstreeks door diffusie plaatsvinden. De voortplanting gebeurt geslachtelijk en ongeslachtelijk, maar meestal ongeslachtelijk.

 

Atoxoplasmose

Atoxoplasmose is één van de meest voorkomende besmettelijke ziekten bij kanaries. 90 % van de kanariekwekers hebben het in hun verblijf, maar slechts 40 tot 50 % heeft er last van. De infectie wordt veroorzaakt door protozoa (Isospora serini), die nauw verwant zijn met de veroorzaker van coccidiose (Isospora canaria). De ziekte wordt ook wel eens lankesterella of dikke leverziekte genoemd. Dit komt door de sterk opgezwollen lever, die ontstaat bij een infectie.

 

Atoxoplasmose komt vooral voor bij kanaries jonger dan 9 maanden, maar kanaries die ouder zijn kunnen het ook krijgen. Zij kunnen zich meestal wel wapenen tegen de infectie, maar zullen er wel drager van zijn en kunnen zo andere kanaries besmetten. Hoewel de ziekte het hele jaar door kan ontstaan, treedt ze meestal in de nazomer op. Het sterftecijfer bij kanaries is variabel, maar kan oplopen tot 80 %.

 

De symptomen van atoxoplasmose zijn een sterk opgezwollen lever, die als een donker paarse vlek onder het borstbeen zichtbaar is. De kanaries gaan dik zitten en kunnen ook hersenstoornissen, evenwichtsstoornissen en ernstige ademhalingsproblemen vertonen. Vaak gaat atoxoplasmose ook gepaard met een lichtgroene diarree.

 

In tegenstelling tot coccidiose verspreidt deze parasiet zich niet alleen in het darmstelsel, maar ook in het bloedvatenstelsel en verschillende organen zoals de lever, de longen, de milt, de pancreas, het hartzakje en het darmepitheel. De parasiet is bijna onmogelijk weg te krijgen bij besmette kanaries, omdat hij zich ook in slecht doorbloede weefsels zoals pezen en gewrichten gaat vestigen. 

 

De levenscyclus van Isospora serini begint bij de orale inname van eitjes (oöcysten). Hieruit komen de sporozoïeten vrij en deze gaan de darmwand doordringen en zich verspreiden via de lymfocyten en de macrofagen (soort witte bloedcellen). Ze gaan zich vestigen in organen zoals de longen, de lever, de milt, de pancreas, het hartzakje en het darmepitheel. Na een aantal generaties van deze sporozoïeten, ontstaan er merozoïeten. Deze gaan migreren naar het darmslijmvlies en daar via sexuele voortplanting oöcysten vormen. Deze oöcysten komen dan via de uitwerpselen in het kanarieverblijf.

 

Deze oöcysten zijn nog niet instaat om een nieuwe gastheer te besmetten. Er treedt eerst een rijpingsproces op in de mest buiten het kanarielichaam (het sporuleren). Tijdens de sporulatie gaat de sporoblast (kern van de oöcyst) splitsen in 2 of 4 sporozoïeten. Dit proces duurt een paar dagen. Deze oöcysten zijn nu instaat om een nieuwe gastheer te besmetten en de cyclus begint opnieuw.

 

Het is dus de geschikte gelegenheid voor de kanariekweker om de cyclus te doorbreken en de uitwerpselen te verwijderen om infectie van gezonde kanaries te voorkomen. In droge goed geventileerde verblijven zullen de oöcysten veel moeilijker tot sporulatie overgaan dan bij vochtige warme omstandigheden.

 

Coccidiose

Coccidiose is een veel voorkomende ziekte bij kanaries, die wordt veroorzaakt door protozoa (Isospora canaria). De ziekte is zeer besmettelijk en gaat zich als de omstandigheden goed zijn razendsnel verspreiden. Vooral jonge kanaries zijn gevoelig voor een besmetting en indien er niets wordt gedaan aan de oorzaak, zal de ziekte veel doden veroorzaken.

 

Coccidiose wordt heel dikwijls verward met atoxoplasmose. Coccidiose treedt op bij kanaries van alle leeftijden en gaat niet gepaard met hersen- en evenwichtsstoornissen. De kanaries gaan wel sterk vermageren en de darmen van de kanarie zijn als rode lussen te zien aan het buikoppervlak. De kanarie krijgt dikwijls ook bloedingen en ontstekingen in zijn darmen, doordat het darmepitheel erg is aangetast. De uitwerpselen kunnen dus bloedresten bevatten en meestal gaat de ziekte gepaard met diarree.

 

De levenscyclus van Isosopora canaria speelt zich enkel af in het darmkanaal en is bijgevolg veel minder ingewikkeld als die van Isospora serini. De besmetting gebeurt door de orale inname van een oöcyst, die al gesporuleerd is. De sporozoïeten gaan dan binnendringen in de cellen van het darmepitheel. In de darmcellen vermenigvuldigen deze micro-organismen zich enorm en maken daarbij de darmcellen kapot. Op een bepaald moment ontstaan er mannelijke en vrouwelijke vormen die zich geslachtelijk gaan voortplanten. In dit stadium gaan deze oöcysten produceren en deze worden via de ontlasting uitgescheiden. De cyclus kan dus opnieuw beginnen. Eén oöcyst kan zich in de darm in een tijdsbestek van acht dagen vermenigvuldigen tot 80.000 stuks. 

 

Mijten als parasiet

Mijten (Acariformes) zijn kleine geleedpotigen met een lichaam, dat niet duidelijk in geledingen is gedeeld. Samen met de teken vormen ze de orde Acarina. Men onderscheidt meer dan 45000 soorten in 546 families, waarvan er ongeveer 2500 in het water leven en 10000 parasitair zijn. Ze verschillen in lichaamsvormen en leefwijze.

 

De meeste mijten zijn 0,1 tot 1,0 millimeter groot. Sommige soorten zijn nog groter en dus groot genoeg om met het blote oog gezien te kunnen worden. Ze hebben meestal 8 poten, maar sommige soorten en sommige larven van mijten hebben maar 6 poten. De voortplanting gebeurt door eitjes, die de vrouwtjes meestal in grote hoeveelheden produceren. Hierdoor kunnen ze zich bij gunstige omstandigheden dus razendsnel vermenigvuldigen.

 

Luchtpijpmijt

De wetenschappelijke naam van de luchtpijpmijt is Sternostoma tracheacolum. Luchtpijpmijten zijn kleiner dan een millimeter en hebben 8 poten. Ze voeden zich met bloed uit de slijmlaag van de luchtwegen en veroorzaken ontstekingen, doordat zij zich met hun klauwen vasthaken op de haartjes in de luchtpijp. Dit gaat dan ademhalingsmoeilijkheden veroorzaken en de kanarie hapt zichtbaar naar lucht met knarsende, piepende en gorgelende geluiden. Hij gaat dik zitten en zal niet meer zingen. De kanarie zal ook regelmatig schudden en slaan met zijn kop om slijm los te krijgen. Het lijkt of hij iets wil wegslingeren. Ook gaat hij zijn kop regelmatig tegen de zitstokken wrijven en het kan ook gepaard gaan met een opwippende staart en vochtafscheiding uit de neus. Gelukkig is de sterfte laag, maar een infectie kan blijvende schade aan het ademhalingssysteem veroorzaken. Hierdoor zal de kanarie ademhalingsproblemen blijven hebben en zal hij snel moe zijn.

 

Als men een besmette kanarie ter hand neemt en vlak bij het oor houdt hoor je een piepende ademhaling. Als de mijten in de luchtpijp aanwezig zijn, kunt u deze soms bij de levende kanarie waarnemen. Dit doet men door de veren van de hals met water vochtig te maken en ze zo uiteen te wrijven, zodat aan beide zijden van de hals een strook onbevederde huid vrijkomt. Men ziet nu de luchtpijp en als men deze naast een sterke lichtbron houdt, zullen de luchtpijpmijten als zwarte puntjes te zien zijn in de luchtpijp. 

 

De vrouwtjes van de luchtpijpmijt leggen hun eitjes in de luchtpijp van de kanarie en waarschijnlijk kunnen deze eitjes in 6 dagen uitgroeien tot volwassen mijten. Besmetting gebeurt door jonge mijten, die via de neusholte de besmette kanarie verlaten. Deze jonge mijten hechten zich vast aan allerlei voorwerpen in het kanarieverblijf en besmetten door indirect contact de andere kanaries. De luchtpijpmijt kan zich ook verspreiden via direct contact van de gastheer met andere kanaries. Na de besmetting kan het weken tot maanden duren voordat de kanarie ziek wordt, op deze manier kan de luchtpijpmijt ongemerkt uw kanariebestand binnendringen. Hoewel een besmetting het hele jaar kan voorkomen, worden de meeste gevallen in de zomer geconstateerd.

 

Vogelmijten

"Bloedluizen"

Dermanyssus gallinae komt zeer veel voor bij kanarieliefhebbers en worden door de meeste liefhebbers bloedluizen genoemd. De mijten zijn ectoparasieten, die alleen op hun gastheer komen om bloed te zuigen. De bloedmijten, die net bloed hebben gezogen, zijn rood van kleur en de ‘hongerige’ bloedmijten zijn grijs tot witachtig. Ze zijn lichtschuw en dus meestal ’s nachts actief. Ze verbergen zich in allerlei donkere spleten en kieren of in nesten. Hier gaan de vrouwtjes ook eieren leggen. Onder gunstige omstandigheden duurt de voortplantingscyclus 7 dagen en is een explosieve groei van de populatie in korte tijd mogelijk, wat een negatief effect heeft op de aangetaste kanariepopulatie. Een nest kan tot 10000 bloedmijten herbergen. Het spreekt dus voor zich, dat dit fatale gevolgen zal hebben voor de nestjongen.

 

De mijten kunnen tot 10 maanden overleven in een leeg vogelverblijf, vandaar dat het ontsmetten van dit soort hokken zorgvuldig dient te gebeuren. Het hok moet dusdanig ontworpen zijn dat er weinig spleten en kieren zijn, waar de mijten kunnen verblijven.

 

Ze zijn vooral schadelijk voor nestjongen. Oudere kanaries zullen er meestal niet aan sterven, maar hun conditie kan zodanig achteruit gaan, dat ze zullen sterven aan een bijkomende ziekte. Aangetaste jongen zullen een zeer bleke huidskleur hebben. Bij het sperren van de bek valt de bleke keelholte op. Door bloedarmoede gaan de jonge kanaries minder sperren, waardoor ze minder voedsel opnemen, verzwakken en spoedig zullen sterven. 

 

De kanaries zullen ook last hebben van jeuk, ademhalingsstoornissen en een bleke huidskleur ten gevolge van bloedarmoede. Als broedende poppen 's nachts door de mijten worden belaagd, kunnen zij het nest verlaten en er niet meer op terug keren. De kans op embryosterfte is dan groot. 

 

"Zwarte luizen"

Ornithonyssus bursa en Ornithonyssus sylviarum worden vaak zwarte luizen of Noorse luizen genoemd. Vroeger kwamen ze enkel in tropische gebieden voor, waar ze in het voorjaar en de zomer echte plagen konden veroorzaken. Nu komen ze ook in onze streken voor. In het voorjaar en in de zomer kunnen ze zich nog explosiever vermenigvuldigen als de bloedmijten. Alzo zorgen ze voor een massale sterfte van zowel de nestjongen als de ouders. In het najaar zullen de mijten vanzelf verdwijnen, omdat hun ontwikkeling wordt geremd door de lagere temperatuur.

 

In tegenstelling tot de bloedmijten zijn ze niet lichtschuw en dus ook overdag actief. Ze lopen ook veel sneller dan bloedmijten en leven ook op hun gastheer. De vrouwtjes leggen hun eitjes in de veren van de kanarie of in hun nesten. Wanneer de temperatuur te laag is kunnen de eieren maandenlang blijven liggen. Ze komen dan pas uit wanneer het klimaat goed is en er voedselaanbod in de vorm van jonge kanaries aanwezig is. Voordat de mijt volwassen is doorloopt hij een aantal verschillende nimfenstadia. Een volwassen mijt is ongeveer 1 mm groot, heeft 8 poten en is licht beige tot transparant van kleur met een duidelijke tekening op het lichaam.

 

De symptomen zijn ongeveer gelijkaardig aan die van bloedmijten. Enkel gaan ze veel sneller optreden. De kanaries hebben constant last van jeuk en irritatie. Ze gaan dan ook onrustig zijn en met hun poten krabben aan hun lichaam. Door deze constante jeuk laat de pop vaak de jongen aan hun lot over. De mijten vallen vooral de nestjongen aan, maar na sterfte van de nestjongen gaan ze ook de ouders aanvallen. Als men de mijten niet tijdig waarneemt, gaan maar zeer weinig kanaries de aanval overleven. 

 

Veel mensen, die deze mijten hebben in hun kanarieverblijf, klagen ook over jeuk wanneer ze in het kanarieverblijf zijn geweest. Dit komt doordat de mijten, die op het lichaam komen, ook mensen aanvallen. Ze gaan direct door de huid prikken. Tijdens het steken spuiten ze een geringe hoeveelheid speeksel in de huid, wat kan zorgen voor een jeukende rode vlek. Mensen die hier overgevoelig voor zijn kunnen er soms vrij ernstige klachten aan overhouden in de vorm van sterk irriterende huiduitslag.

 

Andere mijten

Cnemidocoptes pilae en Cnemidocoptes mutans, deze mijten zijn maar nauwelijks enkele tienden van een millimeter groot en worden ook wel eens kalkpootmijten genoemd. Ze graven gangen in de onbevederde poothuid, waar ze zich voeden met o.a. huidweefsel en bloed. Ze leggen ook hun eieren in deze gangen en veroorzaken zo een chronische ontsteking onder de hoornschubben. Het weefsel op de poten gaat woekeren, is witachtig van kleur (uitwerpselen van de mijten) en vertoont vele gaatjes en schubben. Het lijkt op en kalkachtige substantie en daarom wordt heel vaak van kalkpoten gesproken. De ziekte komt meestal voor bij oudere kanaries. De kanaries hebben erg veel jeuk aan hun poten, waardoor ze er voortdurend aan gaan pikken. De ziekte is niet dodelijk maar kan bijvoorbeeld zorgen voor een ingegroeide ring, waardoor de bloedtoevoer wordt afgesloten en de poot op termijn gaat afsterven. Tijdig ingrijpen en de ring verwijderen of de mijten behandelen is dus nodig.

 

 

Vedermijten veroorzaken irritatie en beschadigen de veren enkel in een ver gevorderde fase. Ze voeden zich met veerstof en huidschilfers en leggen hun eitjes dicht tegen de schacht van de veer en dit op plaatsen waar de kanarie niet komt bij het poetsen van zijn verenkleed. De mijten zelf bevinden zich meestal, schijnbaar bewegingsloos, aan de onderkant van vleugel- en staartpennen, meestal dicht aan de schacht van de veer. Bovendien liggen ze vaak op rijen in de groeven van de veer. Met het blote oog kunnen de mijten het beste worden waargenomen door de onderkant van de staartveren naar een sterke lichtbron te houden. Ze zijn dan te zien als kleine zwarte puntjes aan weerskanten van de schacht. Veel mensen verwarren de vedermijten met vervuiling in de veren zoals ingedroogd bloed of denken dat het ontlasting van mijten is. 

 

 

Schachtmijten tasten de veren aan nog voor ze volgroeid zijn en kruipen in de schacht van de veer. Als de veer volgroeid is, zijn er horizontale lijnen en bloedingen naast de as te zien. Het is niet duidelijk of dit wordt veroorzaakt door de mijten of door de kanarie zelf, die zichzelf gaat pikken door de constante irritatie. In extreme gevallen kan het zijn dat de kanarie zichzelf gaat plukken. De kanaries kunnen ook last hebben van bloedpennen.